Home  |  Contact  |  Sitemap  |  Privacy Statement  |  Webdesign: DG Graphic Design © 2015-2023
Pinetum Blijdenstein
Van der Lindenlaan 125
Hilversum, Netherlands
info@pinetum.nl
ig fb fb

Verhalen uit de tuin


 De Taiwanese cipres, een bijzonder levend fossiel
In Pinetum Blijdenstein staan enkele exemplaren van een boom die veel lijkt op de Japanse cipres (Cryptomeria japonica), maar waarvan de naalden langer en dikker zijn...
   |    lees meer »

In Pinetum Blijdenstein staan enkele exemplaren van een boom die veel lijkt op de Japanse cipres (Cryptomeria japonica), maar waarvan de naalden langer en dikker zijn en altijd blauwig. Dit is de Taiwanese cipres (Taiwania cryptomerioides), genoemd naar het eiland Taiwan.

Taiwan is de naam van het eiland dat lange tijd als Formosa bekend stond. Het feit dat de Taiwania de naam Taiwan draagt, geeft aan dat de boomsoort pas vrij recent is beschreven. Lange tijd werd dit genus verwisseld met de Japanse cipres. Een opvallend verschil zit in de kegels, die bij de Taiwania dunschubbig zijn en het meest op een sparrenkegel lijken, terwijl de kegels van de Cryptomeria schildvormige schubben hebben en op de kegels van andere cipressen lijken. Deze eenhuizige majestueuze boom kan wel 2000 jaar oud worden en een hoogte van 70 m bereiken, met een stamdoorsnede van 3-4 meter.

Levend fossiel
De Taiwanese cipres is sinds het Mesozoïcum, de tijd van de dinosaurussen, nauwelijks veranderd en vormt zodoende een mooi voorbeeld van een zogenaamd 'levend fossiel'. Ruim 100 miljoen jaar geleden kwam de Taiwania alleen in het noorden van Alaska, Canada en Rusland voor. Vanuit deze gebieden heeft de Taiwania zich verspreid naar Spitsbergen en Japan (ca. 50 miljoen jaar geleden). In het Mioceen, ca. 14 miljoen jaar geleden, had de Taiwania zich ook in Europa gevestigd, onder meer in Duitsland en Italië.

Populaties
Tegenwoordig komt de Taiwania vrijwel uitsluitend nog voor op Taiwan, waar het in de bergen hele bossen vormt. Daarnaast zijn er kleine verspreide populaties in West- en Midden China, aangrenzend Myanmar (vroeger Birma genoemd) en in Noord-Vietnam. De populaties in de Verenigde Staten, Europa en Japan zijn kennelijk uitgestorven toen het klimaat droger en koeler werd. Genetisch onderzoek heeft aangetoond dat de populaties op Taiwan, Vietnam en het China-Myanmar gebied waarschijnlijk een relict (refugium) zijn van de vroegere wijdere verspreiding. De oorsprong van de populaties in Midden China is onduidelijk en mogelijk het gevolg van menselijke aanplant. De grootste verschillen vinden we tussen de exemplaren op Taiwan en die van het vasteland en daarom zijn eerder wel twee verschillende soorten onderscheiden, maar de verschillen zijn gradueel. Er is uiteraard wel sprake van een proces van soortsvorming in dergelijke geïsoleerde populaties die niet meer genetisch materiaal met elkaar uitwisselen.

Medicijn
De Taiwania wordt in Zuid-Oost Azië wel gekweekt en het hout wordt gewaardeerd, vooral voor het maken van grafkisten, omdat het hout licht, maar zeer duurzaam is. De Taiwania wordt dan ook wel de Chinese doodskistboom genoemd. Het hout bevat a-cadinol, een stof die bescherming biedt tegen schimmelinfecties en termieten. Alfa-cadinol is mogelijk ook effectief bij de bestrijding van medicijnresistente tuberculose. Daarnaast bevat de bast diverse diterpenen van het abeo-abietane type, welke aantoonbaar de activiteit van huidkankercellen remmen.

Mooi exemplaar
Wereldwijd loopt de soort in het wild groot risico binnen afzienbare tijd uit te sterven (IUCN: Vulnerable). In Europa wordt de Taiwania weinig gekweekt: het is een grote zeldzaamheid er een aan te treffen in een pinetum. In ons Pinetum staat een mooi exemplaar in het grasland achter het huis. Zal deze boom ook 2000 jaar oud worden?

 Zonnebaarzen
In onze vijver was vorig jaar een paartje zonnebaarzen losgelaten...
   |    lees meer »

Invasieve exoten zijn planten en dieren die hier niet vandaan komen, maar zich hier zo thuis voelen dat ze plagen kunnen worden. Denk maar aan waterpest, Japanse duizendknoop of de halsbandparkiet. Ook in het Pinetum hadden we een mooi voorbeeld.

In onze vijver was vorig jaar een paartje zonnebaarzen losgelaten. Vissen met een leuke naam die is ontstaan uit het feit dat ze in ondiep water op hun kant in de zon gaan liggen. Zonnebaarzen hebben echter een nare eigenschap. Ze eten alles wat maar beweegt en in hun bek past. Dus voor je het weet zijn er in de vijver geen larven meer van salamanders en libellen.

Maar hoe krijg je die zonnebaarzen, die zich ook nog eens heel snel voortplanten, weer weg? Bevriende ecoloog Peter van der Linden had de oplossing: elektrisch vissen! Een schepnet dat onder stroom staat, verdooft tijdelijk alles wat in de buurt komt en dat kan dan worden opgeschept. Na één seizoen eitjes leggen door het ouderpaar, telde onze oogst 337 jonge vissen. Hoe invasief wil je het hebben!

Geschreven door Hans van Roon en verschenen in het Blijdenstein Nieuws van januari 2014

 Neuzen in het Pinetum
Het Pinetum is een nieuwe attractie rijker. De zogenoemde 'geur-, kunst- en bomenroute' is speciaal ingericht voor visueel gehandicapte mensen...
   |    lees meer »

Het Pinetum is een nieuwe attractie rijker. De zogenoemde 'geur-, kunst- en bomenroute' is speciaal ingericht voor visueel gehandicapte mensen, maar eigenlijk levert de route voor iedereen een mooie ervaring op.

De wandeling door de tuin, al dan niet met een gids, voert langs een aantal kunstobjecten die elk zijn voorzien van een eigen geur- en tastbeleving. Elk kunstobject hoort bij een bijzondere boom in het Pinetum, zoals de ceder, de hinoki cipres en de levensboom.

Kunstenares Claudia De Vos, die de objecten heeft gemaakt, is ook geurpsycholoog en weet alles van etherische oliën. Zij heeft ervoor gezorgd dat de geur in ieder object de natuurlijke geur is van de betreffende boomsoort. Het verhaal over de boom en over de geur kan in braille of in groot lettertype worden gelezen en is in audio te horen. Gregory Dunker van de Oogvereniging Regiogroep Gooi, Eemland en Flevoland heeft bij de totstandkoming van de route de nodige onmisbare adviezen gegeven. De route begint bij het bezoekerscentrum Klein Vogelenzang. Daar hangt aan de buitenkant een kastje met daarin de speciale routebeschrijving en een plattegrond van de tuin. Zodra een bezoeker het kastje opent, hoort hij gesproken informatie die hem verder op weg helpt.

 Rododendroncollectie
Het resultaat van al dat inventariseren en doorhakken van knopen: de collectie bestaat nu uit 175 bekende en nog maar 50 onbekende rododendrons...
   |    lees meer »

Een aantal jaar geleden moest ongeveer de helft van de rododendrons in het Pinetum het nog stellen zonder naambordje (zie ook het juninummer van 2012). Intussen hebben we een enorme determinatieklus verricht. Het resultaat van al dat inventariseren en doorhakken van knopen: de collectie bestaat nu uit 175 bekende en nog maar 50 onbekende rododendrons. De afgelopen winter hebben we alle tijdelijke kleurenlabels kunnen vervangen door aluminium nummerlabels (waarbij een oude luxaflex goed van pas kwam). Dat geeft toch een beter gevoel.

Al met al was het erg leuk en leerzaam om, met hulp van Theo Leydens van de Nederlandse Rhododendronvereniging, verschillende exemplaren een naam te kunnen geven. Zoals een schitterende Rhododendron morii uit Taiwan, ietwat vorstgevoelig, maar hier in de tuin uitgegroeid tot een twee meter hoog exemplaar. Ieder voorjaar rijkbloeiend met grote witte bloemen en een rode vlek.

Vorig jaar is de collectie uitgebreid met enkele Amerikaanse bladverliezende soorten die iets later bloeien, geuren en vaak een mooie herfstkleur hebben, zoals Rhododendron vaseyi, viscosum en arborescens. De jonge planten zijn goed aangeslagen en een aantal heeft al gebloeid. Ze vormen een mooie aanvulling op onze interessante collectie.

Geschreven door Gerdy van der Lans en verschenen in het Blijdenstein Nieuws van juni 2014

 De stronkentuin
Wie geregeld een wandeling maakt door het Pinetum, zal het zijn opgevallen dat achter de vijver bij de gietijzeren varenbank een heel mooi intiem stukje tuin...
   |    lees meer »

Wie geregeld een wandeling maakt door het Pinetum, zal het zijn opgevallen dat achter de vijver bij de gietijzeren varenbank een heel mooi intiem stukje tuin aan het ontstaan is.

Twee enorme wortelstronken van de gesneuvelde Torreya californica en de Hemlockspar, omsloten door stammetjes, vormen een natuurlijk kader voor de aanplant van bijzondere varensoorten. Dit tuinonderdeel noemen we een stronkentuin of in het Engels 'stumpery'.

Een stronkentuin is een 19e eeuwse Engelse uitvinding. Tuinman Edward William Cooke zocht in 1856 een oplossing voor de stronken en wortels toen hij een groot stuk bos moest kappen ten gunste van tuinaanleg op het landgoed Biddulph Grange. Hij kreeg het briljante idee om van de nood een deugd te maken en de boomstronken, die zeer moeilijk verteren, te gebruiken in de tuin. Aan weerszijden van een pad stapelde hij hoge wanden van dit afvalmateriaal, die hij beplantte met wilde planten en varens.

Tezelfdertijd was het in Engeland erg in de mode om varens te verzamelen. Als tegenreactie op de kleurige bloembedden in geometrische patronen ontstond behoefte aan een meer natuurlijke en romantische sfeer in de tuin. Varens kon je in de vrije natuur vinden en de vele nieuwe soorten die overal ter wereld werden gevonden, maakten het aantrekkelijk om een verzameling te beginnen. Verzamelen van wat dan ook was een geliefde bezigheid van de gegoede stand. Denk bijvoorbeeld ook maar aan onze eigen coniferenverzameling die tot stand kwam dankzij B.W. Blijdenstein.

Momenteel kun je spreken van een opnieuw toenemende populariteit van de stumpery onder tuin- en natuurliefhebbers. Op zijn buitenverblijf Highgrove heeft prins Charles, die zelf graag tuiniert, in de jaren tachtig van de vorige eeuw de grootste stumpery van Engeland laten aanleggen. Hij heeft deze beplant met varens, hosta's en helleborus. Zijn vader, prins Phillip, keek er iets anders tegenaan en vroeg toen hij de tuin voor het eerst zag: "Wanneer steek je die rommel eens in de hens?"

De stronkentuin is behalve een geschikte leefomgeving voor veel soorten varens, mossen en algen, ook ideaal voor het aantrekken van insecten, padden en vogels. Meer leven in de tuin zorgt voor een gezond natuurlijk evenwicht.

Onze eigen stronkentuin groeit nog steeds en sluit mooi aan bij de beplanting rond de vijver. Het geheel wordt overschaduwd door enkele imposante takken van de Cryptomeria japonica, die op hete zomerse dagen de varenbank zo tot een geliefd zitplekje maakt. Heerlijk even genieten van de vijver en alle vogels die water komen drinken. Voor een stukje paradijs hoef je niet ver te zoeken!

Geschreven door Gerdy van der Lans en verschenen in het Blijdenstein Nieuws van januari 2015

 Vreemde bezoeker
Soms word je opgeschrikt door een vreemde bezoeker in je huis, waarbij de alarmbellen gaan rinkelen...
   |    lees meer »

Soms word je opgeschrikt door een vreemde bezoeker in je huis, waarbij de alarmbellen gaan rinkelen. In de herfst liepen enkele grote insecten op het plafond van de tuinmanswoning. Een mooi beestje met grote voelsprieten van circa drie centimeter.

O, jee, is dit een boktor en worden de meer dan 100 jaar oude balken langzaam weggevreten? Een exemplaar gevangen en gezocht naar meer informatie. Gelukkig, geen boktor maar een wants. En wat voor een wants, een Leptoglossus occidentalis of bladpootwants uit Noord-Amerika, die sinds 1999 ook in Europa te vinden is. Blijkbaar meegelift met een lading hout. Deze wants leeft van coniferenzaad, dus geen gekke plek om hier in het Pinetum neer te strijken (ze kunnen goed vliegen).

Verder zijn ze ongevaarlijk voor de bomen zelf. Amerikaanse wetenschappers hebben de wants bestudeerd en kwamen tot de ontdekking dat het insect speciale warmtesensoren op zijn buik heeft, waarmee hij infraroodstraling kan waarnemen. Coniferenkegels kunnen wel 15 graden warmer zijn dan de naalden. Hierdoor zenden ze meer infrarood licht uit en zien de wantsen de kegels als lichtjes in een kerstboom. Omdat verwarmde huizen ook infraroodbronnen zijn, kun je wel eens een vreemde bezoeker binnen krijgen. Wij zijn weer gerustgesteld.

Geschreven door Gerdy van der Lans en verschenen in het Blijdenstein Nieuws van januari 2015